De bistro-set – die begon en eindigde op het Koopmansplein en in de tussentijd op de kop van de Vaart, in Kloosterveste en in Marsdijk stond - is de voorbode voor de koffietruck van de liberalen, die op 7 oktober op het Koopmansplein staat.
Keuzes
Op het tafeltje lag maandag in Marsdijk de tekst: ‘Ik wil leven in een Assen…’ En daar lagen verschillende keuzes bij. Want wat vinden Assenaren het belangrijkste in hun stad? Leven in een Assen met een levendige binnenstad? Of dat je in een prettige buurt woont? Of misschien een stad waar iedereen goede zorg krijgt?
Roald Leemrijse, fractievoorzitter van de VVD, en zijn partijgenoten willen daar op 7 oktober onder het genot van een kopje koffie met de Assenaren over van gedachten wisselen. Leemrijse: ‘De VVD is al anderhalf jaar bezig met thema’s die in Assen leven. Zo gaan we regelmatig de wijk in, om daarover in gesprek te komen met bewoners.’
Hot items
Leemrijse noemt een aantal ‘hot items’, dat steeds weer terugkeert: de leegstand in de binnenstad, het parkeerbeleid, het maaibeleid en de zorg. ‘Mensen maken zich hier zorgen over en wij willen daarover praten. Ook zijn we benieuwd of de Assenaren zélf ideeën hebben over hoe problemen op te lossen.’
Over het parkeerbeleid bijvoorbeeld heeft de VVD zo haar eigen ideeën. Leemrijse: ‘Dat gaat wat ons betreft op de schop. Het na 18.00 uur betalen voor parkeren gaat er vanaf, dat wordt weer gratis. Ook willen we het eerste uur parkeren goedkoper maken en voor de zondag hebben we een voorstel richting de ondernemers. Gratis parkeren voor het publiek, maar dan wel alle winkels open. En er moet vervolgens ook echt iets te beleven zijn in de stad. Daar moeten álle ondernemers hun schouders onder zetten, er moet weer reuring komen.’
Aantrekkelijk
En als er van alles te doen is in een drukke stad, zo zegt Leemrijse, wordt het centrum ook weer aantrekkelijk voor andere ondernemers om zich daar te vestigen. ‘Zo zie je dat je met het aanpakken van het ene item in het centrum vanzelf terecht komt op de aanpak van een ander probleem.’
Tekst: Robbert Willemsen